Ontslag op staande voet toch ongegrond

Op 18 september 2013 heeft de Rechtbank Haarlem zich uitgelaten over de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet (ECLI:NL:RBNHO:2013:9338). Wat was eraan de hand?

Feiten
In deze situatie was de werknemer reed stien jaar in dienst, waarvan de laatste 3 jaar in de functie van kassamedewerker. In 2010 heeft de werknemer de kassierovereenkomst ondertekend, waarme ehij was verplicht zich te houden aan de regels vastgesteld voor een kassamedewerker. Drie jaar na ondertekening van de kassierovereenkomst, krijgt de werknemer een officiële waarschuwing dat hij de regels van de kassierovereenkomst niet goed na zou leven. Hierbij werd tevens aangegeven dat het niet goed naleven van de kassierovereenkomst kan leiden tot ontslag.

Enige tijd later is de werknemer, met behulp van opname-apparatuur,betrapt op het doen van ‘verkopen buiten de kassa om’. De werknemer zou zich schuldig hebben gemaakt aan het veroorzaken van voorraad- en kasverschillen. Vier maanden na de start van het digitale observatieonderzoek, wordt de werknemer op staande voet ontslagen.

De werknemer gaat tegen het ontslag in beroep bij de kantonrechter en vordert dat de werkgever wordt veroordeeld om de werknemer binnen 24 uur na zijn vonnis weer toe te laten tot de gebruikelijke werkzaamheden op straffe van een dwangsom. De werknemer voert hiertoe aandat het ontslag op staande voet pas na vier maanden is gegeven, waardoor niet is voldaan aan het ‘onverwijldheidscriterium’ .Ook zou er, volgens de werknemer, gezien de aard, de ernst van de gedraging, de lengte van het dienstverband en de persoonlijke omstandigheden, geen sprake zijn van een voldoende dringende reden voor een ontslag op staande voet.

Beoordeling kantonrechter
De kantonrechter is van oordeel dat de werkgever wel degelijkaan het onverwijldheidscriterium heeft voldaan. Het digitale observatieonderzoek bleek tijdrovend en op het moment dat de resultaten van het onderzoek vast stonden heeft de werkgever dit direct gemeld aan de werknemer en hem op staande voet ontslagen. Echter, uit de camerabeelden is, volgens de kantonrechter, niet voldoende op te maken dat sprake is geweest van frauduleus handelen door de werknemer. Ook heeft de werknemer tijdens de zitting zijn geloofwaardige visie op de camerabeelden gegeven.

Verder werden de gedragingen die volgens de werkgever in strijd met de kassierovereenkomst waren gepleegd, als onvoldoende ernstig aangemerkt om te leiden tot een onslag op staande voet. Het geven van wisselgeld uit de eigen portemonnee wordt door de rechter aangemerkt als een beginnersfout. De werknemer was destijds slechts vijf maanden in zijn huidige functie werkzaam.

Concluderend oordeelt de rechter dat de werknemer opnieuw te werk dient te worden gesteld in zijn huidige functie. Het feit dat sprake was van een langdurig dientsverband en de werknemer een zwaarwegend belang had bij het behoud van zijn baan, speelt hierbij ook een belangrijke rol. De werkgever krijgt (vanwege de te treffen voorzieningenvoor de werknemer) langer de tijd om de werknemer weer toe te laten tot zijn werkzaamheden voordat hem een dwangsom wordt opgelegd.