Het ontslag op staande voet is een zeer ingrijpende maatregel. De werknemer in kwestie verliest vanaf het moment van ontslag niet alleen zijn baan en inkomen, maar ook zijn recht op een WW-uitkering. Om deze reden dient er aan strikte vereisten te worden voldaan voordat sprake kan zijn van een ontslag op staande voet.
Om nog even de drie criteria voor een ontslag op staande voet te doorlopen, moet er allereerst sprake zijn van een dringende reden tot ontslag. Ten tweede dient de werkgever direct mede te delen waarom het ontslag op staande voet gegeven wordt. Tot slot dient de werkgever, direct na het bewuste incident, over te gaan tot het ontslag. Het laatste criterium wordt ook wel het vereiste van ‘onverwijldheid’ genoemd en voor zowel werkgever als werknemer is het van belang om een helder begrip van dit criterium te hebben. Onlangs heeft het Gerechtshof Amsterdam een interessante uitspraak gedaan over het vereiste van onverwijldheid. Wat was er aan de hand?
Feiten
In deze situatie had de werknemer voor privé doeleinden een databank met persoonlijke gegevens van klanten geraadpleegd. Dit was uiteraard in strijd met de gedragscode van de organisatie, waardoor hem op 28 april werd medegedeeld dat hij drie keer oneigenlijk gebruik had gemaakt van de databank. Op 8 mei kreeg de werknemer te horen dat hij de gegevens van twintig bekende Nederlanders had ingezien en van twee personen in de privésfeer. Hierop volgend is de werknemer op 16 mei geschorst en bij brief van 22 mei op staande voet ontslagen. In dit geval rijst de vraag of er, voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet, voldaan is aan het vereiste van onverwijldheid?
Arrest gerechtshof
Het Hof heeft vastgesteld dat er weliswaar sprake was van een dringende reden voor ontslag, maar dat het ontslag niet onverwijld is gegeven. Vanaf 8 mei was de werkgever volledig op de hoogte van de reden voor ontslag, waarop een schorsing tot 16 mei heeft gevolgd. Het schorsen van een werknemer ten behoeve van een onderzoek naar de misdraging is in principe geoorloofd, mits het ontslag na het verstrijken van de schorsing direct wordt gegeven. In dit geval zijn er tussen het aflopen van de schorsing en het ontslag op staande voet nog zes dagen verstreken. Op grond van het voorgaande heeft het Hof dan ook geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet onverwijld heeft plaats gevonden en om deze reden nietig verklaard dient te worden.
Bron: ECLI:NL:GHAMS:2014:5410