Een werkneemster heeft in deze kwestie een blinde collega uitgescholden via de email. De werkneemster was in dienst bij ‘Visio’, een organisatie die opereert als expertisecentrum voor slechtzienden en blinden. Werkneemster irriteerde zich aan haar (blinde) collega, omdat zij van mening was dat hij zijn werkzaamheden niet goed verrichte en een laconieke houding had. De werkneemster heeft haar irritaties over haar (blinde) collega meerdere malen geuit in e-mails naar een andere collega. Echter heeft de medewerkster een van de e-mails per vergissing naar haar (blinde) collega gestuurd, met onder andere de tekst: ‘blindj verke’ (Limburgs dialect voor blind varken) en ‘hij blijft eun kutmongool’. Over voorgaande uitlatingen heeft de (blinde) collega vervolgens geklaagd bij de leidinggevende.
Leidinggevende is naar aanleiding van deze klacht een onderzoek gestart en heeft de werkneemster na afronding van het onderzoek geconfronteerd met de e-mails. Na dit gesprek is zij op non-actief gesteld. Visio heeft de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Werkneemster vordert, in het geval de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden’ een ‘billijke vergoeding van € 70.500,00’. De vraag is, of het doen van zulke uitlatingen over een (weliswaar blinde) collega een redelijke grond is voor ontslag.
De kantonrechter was van mening dat de werknemer zich onbehoorlijk en oncollegiaal uitte.
‘Gelet op de aard van de activiteiten van Visio (een organisatie die personen met visuele beperking behandelt en begeleidt), de door Visio opgestelde regels omtrent het onderwerp pesten en e-mailgebruik en het feit dat [B] blind is, moet voor [de werkneemster] duidelijk zijn geweest dat Visio deze uitlatingen aan het adres van [B] niet zou accepteren. Er is dan ook sprake van verwijtbaar handelen van [de werkneemster] zodanig dat van Visio in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.’ Het feit dat de medewerkster naar haar mening goed werk verrichtte, 23 jaar lang bij werkgever in dienst was en daarnaast onvoorwaardelijk door haar blinde collega’s gesteund zou worden, veranderde dat niet volgens de rechter. Volgens de kantonrechter moest de werkneemster ook ‘op de spreekwoordelijke blaren zitten’.
Werkgever heeft gelijk gekregen in het feit dat de arbeidsovereenkomst ontbonden moest worden. Werkneemster had wel recht op een transitievergoeding, maar de veroordeling kon niet worden uitgesproken, omdat werkneemster daartoe geen verzoek had gedaan. Daarnaast kon werkneemster geen aanspraak maken op een aanvullende billijke vergoeding. De kantonrechter spreekt een compensatie van de proceskosten uit, in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.
BRON: RECHTBANK LIMBURG, 8 NOVEMBER 2017 (ECLI:NL:RBLIM:2017:10808)
AUTEURS: COACHGROEP 6, HANZEHOGESCHOOL GRONINGEN